Ronald Witteman is een rusteloze ziel. Hij schrijft cursiefjes en schildert; daarmee verdient hij zijn karig besmeerde boterham. Als kunstenaar heeft Ron best wel talent, maar hij is nog niet ‘ontdekt’. Nadat zijn vrouw hem heeft verlaten, is hij een eenzaat geworden. Hij woont alleen in een appartementje in de stad.
Als cultuurpessimist boezemt de snel veranderde samenleving hem angst in: de oprukkende islam is hem een doorn in het oog. Maar zijn grootste probleem is het kasteel dat hij van zijn vader heeft geërfd en waar hij geen blijf mee weet. Het staat te verkommeren en is het mikpunt van vandalen. Zijn zus zou hem kunnen helpen, maar zij is van de aardbol verdwenen. De geest van zijn vader jaagt Ron op, maar hij blijft ter plaatse trappelen. Tot zijn leven door een banaal verkeersongeval een heel nieuwe wending krijgt…
De 78-jarige Paul Baekeland is met ‘De cursiefjes van Ron’ niet aan zijn proefstuk. Het is al zijn elfde roman. Ook poëzie is hem niet vreemd. Met zijn gedichten kaapte hij al enkele prijzen weg. Zijn magnum opus is ‘Elvire’ (2010), een familiegeschiedenis van meer dan 400 bladzijden.
‘De cursiefjes van Ron’ is een onderhoudend verhaal met magisch-realistische trekjes. De ontmoetingen van Ronald met zijn overleden vader, maar ook met een opdringerige Iranees en een sympathieke Turk die zijn stukjes leest, staan centraal in het boek. Zijn ze echt, of slechts de vleesgeworden angsten van de hoofdpersoon? De auteur vertolkt via Ron heel wat van zijn eigen bedenkingen over de hedendaagse migrantenproblematiek en de botsing van religies. Daar heeft hij naar eigen zeggen veel opzoekwerk voor gedaan. De getoonde bezorgdheid over de toekomst zal door veel lezers van ‘t Pallieterke ongetwijfeld gedeeld worden. Toch is die cultuurkritiek niet echt bepalend voor het boek. Baekeland wilde in de eerste plaats een spannend verhaal schrijven.
Dat is meteen een beetje het probleem met dit boek. Het is zo’n beetje van alles: familiekroniek, liefdesverhaal, maatschappijkritiek… Goed geschreven, maar te weinig uitgepuurd. Die wijdlopigheid is een euvel waarmee ook enkele van zijn vorige boeken te kampen hadden. Het lijkt wel of de auteur – die pas op zijn veertigste begon te schrijven – te veel tegelijk aan het papier wil toevertrouwen. Daardoor mist het werk scherpte en wordt het soms wat langdradig. Niettemin heb ik het met plezier gelezen: Baekeland kent zijn vak. Er zijn zogenaamd ‘grote’ schrijvers die veel minder overtuigend zijn.