De bloemlezer, classicus, dichter en romancier Ilja Pfeijffer die al een paar jaar in Genua (Ligurië) woont, mocht een handzame draagbare bloemlezing maken van de moderne Nederlandstalige poëzie. Zijn poging is halvelings gelukt, of halvelings mislukt en wel om de volgende reden: zijn boek met een groene harde kaft en een blauw leeslint bevat helaas niet één gedicht van onze onvergetelijke Willem Elsschot. Niet één gedicht van de geestige Gerard Reve of van onze onlangs overleden landsman Hubert van Herreweghen. Dat zijn drie leemten of lacunes of grote gaten in deze Hollandse kaasklomp.
Ook onze Vlaamse dichters Wies Moens (in het interbellum een vaak geciteerde dichter), Cyriel Verschaeve (een voormalige Staatsprijswinnaar), Aleidis Dierick (een dame die nog steeds zeer frisse verzen maakt), Patrick Lateur (niet enkel een goede vertaler van Homeros en Pindaros, maar zelf ook een dichter) en Herman Leenders (nochtans een Vlaming die uitgegeven wordt door een bekende Nederlandse uitgeverij) ontbreken in deze bloemlezing, die de persoonlijke voorkeur van de imposante, maar soms ook wel zeer arrogante of zeer zelfbewuste Pfeijffer geniet. Laten we daarom even zijn lange inleiding lezen, misschien biedt dit een verantwoording aan of een theoretische onderbouw voor zijn grillige keuze, en ik citeer: “Van onze huidige luidruchtige eeuw, die opzichtig aan het puberen is, heb ik zoveel mogelijk willen laten horen. Ik vond het belangrijk om zo actueel mogelijk te zijn en goed te luisteren naar de stemmen van nu. Er staan gedichten in deze bloemlezing die gisteren zijn geschreven.”
Dit is mijns inziens nu juist een foute invalshoek, want zo ontbreekt ook nog eens de nodige afstand om het panorama van de Nederlandse poëzie te kunnen bewonderen. Onze blik werd nu juist vertroebeld door puberale verzen. Want onze grote dichteres Christine D’haen staat erin met maar één gedicht, terwijl bijvoorbeeld Delphine Lecompte erin mocht met niet minder dan vier lange en gekke of erg gekke absurdistische gedichten. Er staan dan ook heek veel nog onbekende jongeren in deze bloemlezing en de jongste luistert naar de naam Hannah van Binsbergen en werd geboren in 1993. Haar gedicht, meteen het laatste van deze bloemlezing is getiteld ‘Jonge rokers’ en dit werd wellicht uitgekozen omdat Pfeijffer zelf nog altijd rookt.
Raymond van het Groenewoud
Toch bevat deze lijvige bloemlezing hier en daar een zeldzame verrassing.
Zo staat bij het jaartal 1950, op pagina 814 en 815, de liedtekst (geen gedicht) van een lied van onze bloedeigen bard Raymond van het Groenewoud. Het is getiteld ‘Harde porno’, maar ik bespaar onze lezers de banale domme en clichématige tekst. En van Jan Kal staat het mooie sonnet ‘Mont Ventoux’. En deze bloemlezing bevat wel het mooie pretentieloze lied ‘Het land van Maas en Waal’ van de helaas gestorven Lennaert Nijgh (1945 – 2002), waarvan ik enkel de laatste strofe citeer:
En onder de zilveren hemel, in de gouden zon
speelt altijd het harmonieorkest
in een grote regenton,
daar trekt over de heuvels
en door het grote bos
de stoet voorgoed de bergen in
van het circus Jeroen Bosch
en we praten en we zingen en we lachen allemaal,
want daar achter de hoge bergen
ligt het land van Maas en Waal.
Ook van de merkwaardige zanger Drs. P. staan er drie lange gedichten in die deze olijke zanger zong terwijl hij ritmisch zichzelf aan de piano begeleidde, en hierbij denk ik dan aan het onvergetelijke ‘Veerpont’ met het onvergetelijke refrein: Heen en weer…
Al bij al biedt ook deze bloemlezing toch nog een paar aangename verrassingen aan, maar te weinig om van deze bloemlezing een onmisbaar boek te maken. Het is en blijft een goede kaasklomp uit Gouda en Leiden, maar met toch te veel gaten erin. De bloemlezing van zijn voorganger en grote voorbeeld Gerrit Komrij was beter en bood meer uitzicht op een inzicht in het Letterenland.