Er waren eens Grass en de Grimms
Het boek “Grimms Wörter. Eine Liebeserklärung” van Günter Grass dateert van 2010 maar ligt nu pas vertaald in de Nederlandse en Vlaamse boekhandels. Waarom? Een gok, niet gecontroleerd met de uitgever: het vertalen van deze Grass was hels moeilijk. Eerst en vooral past grote lof voor vertaler Jan Gielkens, die zijn Grimm volbracht met de allergrootste onderscheiding.
Vertalers worden te zelden genoemd, hier moet deze op het ereschavot naast, niet onder, Günter Grass. “De woorden van Grimm” heeft letters als titel van de hoofdstukken. In de Duitse, en vernuftig en aangenaam in de Nederlandse versie, verschijnen resems van stafrijmen neigend naar de A of C of D of F of U van de titel. Een voorbeeld verheldert wat Gielkens kan (en tevens Grass): “Vanwege zijn grote verscheidenheid vind ik de letter E mooi klinken. Ik zeg graag ellerling, vertreed me graag onder essen en eiken, herinner met bij het eten van eend graag eenden die ik eerder at, maak ezelsoren in boeken, doe edik bij de ingemaakte haringen, ben een eng beest in barnsteen, ontvlucht de engte, ik lach om wat zich eerbiedwaardig voelt, heb meer met het neutrale “es” wanneer het “het” of “er” betekent.” Deze reidans van e’s is edel en heerlijk. Het boek, ook dus in vertaling, barst van dergelijke gebergten van woorden. Jan Gielkens is een grote mijnheer in de Nederlandse Duitslandkunde met opleidingen in Utrecht en Bremen. Hij had een lange vriendschap met Grass, de “goede Duitser” zoals hij beweert.
Vlamingen en Nederlanders kennen de sprookjes van Jacob en Wilhelm Grimm in de oorspronkelijke vorm (Kinder- und Hausmärchen, 201 sprookjes en 10 kinderlegenden, vanaf 1812) of op een verzoete wijze. De Grimms sloten aan bij de romantische rage om volksverhalen en sagen uit de vergetelheid te tillen, maar deden buitendien vanaf 1838 mierenwerk, geholpen door handenvol gelegenheidscorrespondenten, om het meest omvattende woordenboek van de Duitse taal te schrijven. Afdalen in de diepten van de taal was mode in de negentiende eeuw. Denk aan dichter en taalwetenschapper Guido Gezelle (1830-1899) die omringd door kaartenbakken en kartonnetjes woordvondsten noteerde. De broers Grimm wroetten voor hun woordenzoekerij in nevenliggende werkkamers met geopende tussendeuren. Het koppel heeft zich een leven lang voor een zwaar beladen boekenkar gespannen. Bladeren in varkensleren folianten, stof slikken in universiteitsbibliotheken, correspondentie lezen van letterkundigen die citaten doorschoven, niets was hen te veel voor hun minnares: de taal der Teutonen. Zij waren daarbij zo grondig dat aan het einde van hun leven slechts enkele letters voltooid waren. Het Deutsches Wörterbuch, pas afgerond in 1960, omvat 32 delen en 350.000 lemma’s.
Günter Grass weeft tussen de woorden van de Grimms opnieuw passages van zijn eigen leven. Op bladzijde 66 schiet hem een Vlaming met een bierbuik te binnen, die voor hem in de buurt van Brussel een tentoonstelling van zijn tekeningen en bronzen beelden opende. Die Lamme Goedzak, verhaalt Grass, werd rijk dankzij een uitvinding van een opa; een teller voor de wedvluchten van postduiven. Smakelijke nieuwtjes her den der – onder meer zijn literaire arbeid voor de verkiezingscampagnes van de uitgespuwde SPD’er Willy Brandt, zoon van een ontaarde moeder, wist rivaal Adenauer te melden – verheffen de Grimm van Grass tot verbeelding met verve.