Die konservative Revolution in Europa (Berliner Schriften für Ideologiekunde; Bd.3)

Auteur(s)
Weissmann Karlheinz
Uitgever
Institut für Staatspolitik

Die konservative Revolution in Europa (Berliner Schriften für Ideologiekunde;  Bd.3)

De conservatieve revolutie in Europa

 

Voor de Duitstalige Zwitserse auteur Armin  Mohler kon je de conservatieve revolutie in Duitsland niet zomaar gelijkstellen met de “reactie”, want conservatieve revolutionairen  konden alleen die groepen zijn,  die er in geen enkele mate op uit waren het Ancien Régime te herstellen. Ondanks een bepaalde sentimentele binding met het verleden betekende ‘conservatief’ geen weg terug, maar wel een amor fati, een positief invullen van het heroïsch realisme. Mohler knoopte ook aan bij de ideeën van Carl Schmitt en maakte op die manier duidelijk dat het de conservatief revolutionairen niet ging om een sprong uit de geschiedenis, maar wel om een scheppen van iets nieuw, niet tegen de wetten van de werkelijkheid maar wel gelijklopend met die werkelijkheid.

In zijn hoofdwerk “Die Konservative Revolution” had de intussen overleden Mohler het over een Europees en zelfs universeel karakter van de conservatieve revolutie, maar hij werkte deze stelling niet verder uit. Zo moet men inderdaad reeds in de  18de en 19de eeuw vaststellen dat er zogenaamde radicaalconservatieve groepen actief waren, die een heel stuk weegs wilden gaan met de revolutionairen. Hun ideeën werden versterkt door het sociaaldarwinisme, dat vooral in landen als Groot-Brittannië, de Scandinavische landen en Duitsland aan invloed won. Oud rechts had het natuurlijk moeilijk met die ideeën, want ze stelden de goddelijke scheppingsgeschiedenis en de oude maatschappelijke ordening in vraag, stel je voor. Met het aanbreken van de Eerste Wereldoorlog, aldus auteur Karlheinz Weissmann, waren de ideeën van de conservatieve revolutie voorhanden, maar ook niet meer dan dat. De ontsteking, door de nederlaag van Duitsland in deze wereldbrand op gang gebracht, zou alles in een versnelling brengen.

Maar kan men inderdaad ook spreken van een Europese conservatieve revolutie? Feit is in elk geval dat Alexander Doegin in zijn jongste boek “De vierde politieke theorie” duidelijk aanspraak maakt op het begrip conservatieve revolutie, wat zijn ideeën betreft, en regelmatig verwijst naar Duitse denkers, waarop hij zich beroept. Een eigenzinnige invulling in elk geval, waarbij moet worden gesteld dat Doegin ook radicaal-conservatieve Russische denkers in zijn politieke en geopolitieke stellingbouw betrekt, zoals Dostojevski en de broers Aksakov, nationalistische dissidenten, Eurazisten, en zelfs solidaristische groepen van de Witte emigratie. De tabel maakt in elk geval indruk, en er zijn zowel veel parallellen met Duitsland te trekken als er overduidelijke verschillen aan te geven zijn.  Evenzeer is uit de studie van de conservatieve revolutie in het buitenland bijvoorbeeld gebleken dat het fenomeen in Zwitserland echt wel vrij marginaal was, zich nooit een eigen profiel kon aanmeten en der halve vrij snel opgeslorpt werd in fascistische en nationaalsocialistische bewegingen, partijen.  De oorzaak hiervan ziet de auteur van de inleiding, Karlheinz Weissmann, vooral in de stabiliteit van het Zwitsers liberaal systeem, dat erin slaagde de sociaaldemocratie op een rustige manier te laten inbedden. Een oude conservatieve strekking behield er ook wel degelijk haar invloed. In Denemarken ontstond in 1936 met de Dansk Samling een partij die uitdrukkelijk koos voor een “Derde weg” tussen het kapitalisme en het communisme, en voor een “christelijk nationalisme” stond, waar ook corporatieve en jong conservatieve ideeën hun weg vonden.  De leiders en de kaders zouden tijdens de Tweede Wereldoorlog voornamelijk in het verzet belanden, wat haar heropstanding na de wereldoorlog weliswaar een stuk gemakkelijker maakte, maar écht aan belang zou ze nooit meer winnen.  Zweden onder de wetenschapper en de geopoliticus Rudolf Kjellén was een gans ander verhaal.

Uiteraard kan Karlheinz Weissmann niet rond het fascisme heen, en de crisis van de jaren ‘20 en ‘30 van de vorige eeuw. Zo wijst hij op de structurele eigenaardigheid van het Italiaanse fascisme, op het volstrekt uniek karakter en op de vele linkse trekken die ongetwijfeld aanwezig waren en die danig verschilden van de Duitse conservatieve revolutie. Toch waren er ook in Italië figuren voorhanden die zich tot de conservatief-revolutionaire strekking rekenden en zich dus onafhankelijk opstelden tegenover het fascisme. In dit boekje tekent Hans Thomas Hakl een vrij volledig beeld van de Italiaanse esoterische auteur Julius Evola.

Een eenvoudig en eenduidig antwoord op de vraag of men inderdaad kan spreken over een Europese of zelfs universele conservatieve revolutie blijft moeilijk te beantwoorden. Het eenvoudigst is het zoeken naar een Europese vorm, maar Weissmann voegt er onmiddellijk aan toe dat het volstrekt onvolledig is als men zich beperkt tot het omschrijven van deze revolutie in het licht van de groei van het antidemocratisch denken in de jaren ‘30. Dit alleen verklaart niet waarom men in bepaalde landen wel degelijk kan spreken van een verspreiding van het conservatief revolutionair gedachtegoed en waarom in andere landen niet.  De politieke en culturele nabijheid van Duitsland kan een begin van uitleg zijn, maar in het geval van Zwitserland gaat de redenering niet op.  Vooral het slecht functioneren van het liberaal-demokratisch systeem in België, Frankrijk, Italië en zelfs Nederland en Groot-Brittannië was belangrijk voor het doorsijpelen van deze ideeën.

Vijf belangrijke bijdragen in dit boekje in de reeks “Berliner Schriften zur Ideologiekunde”:  Hugo Hermans, met een antwoord op de vraag waarom er geen conservatieve revolutie in Italië bestond. Hans Thomas Hakl bespreekt de uitzondering op deze stelling, de figuur van Julius Evola. Alain de Benoist schrijft over de conservatieve revolutie in Frankrijk en Johannes Ludwig over de conservatieve revolutie in Groot-Brittannië. Onze eigen Luc Pauwels rondt de serie interessante bijdragen af met een beschrijving van de conservatieve revolutie in Vlaanderen en in de Nederlanden.

Overbodig de aandachtige lezers mee te geven dat dit boekje voor wie Duits leest, absoluut aanbevolen is. Wij proberen enkele bijdragen te vertalen, zodat de niet-Duitssprekende lezer kennis kan nemen van de meer dan interessante insteken.