Dominant Duitsland. Economische reus, politieke dwerg

Auteur(s)
Rochtus Dirk
Uitgever
Walburg Pers
ISBN
978 90 289 7133 2

Dominant Duitsland. Economische reus, politieke dwerg

Dominant Duitsland – politieke dwerg

 

Het Duitse keizerrijk, de republiek van Weimar, het Derde Rijk, West-Duitsland, en de DDR, het ‘vergeten stuk’ van Duitsland: véél Duitsland en veel woelig Duitsland in een mensenleven, aldus auteur     Dirk Rochtus in zijn inleiding. Vandaag is het vooral Europa dat over Duitsland discussieert, over de grote economische en financiële kracht die van Duitsland uitgaat, maar ooit was het anders. In zijn boek probeert de auteur, die Duitse cultuurgeschiedenis, Duitse vertaling en internationale politiek doceert aan de KULeuven, Campus Antwerpen, de wordingsgeschiedenis van Duitsland te schetsen, het ontstaan van het cultuurnationalisme, dat zich gaandeweg zou ontwikkelen tot een agressief imperialisme. Hij schuwt hierbij geen delicate kwesties – nog steeds – zoals de Vertreibung van miljoenen Duitsers uit Oost-Europa, met de kerf in de Duitse ziel. Of de Frans-Duitse relatie, jarenlang een voorbeeld hoe Europeanen toch konden samenwerken, terwijl het de jongste jaren echter minder wil vlotten.

Alles begint natuurlijk met Napoleon, en de verschrikkelijke verbrokkeling van Duitsland. Goethe en Schiller zagen beiden vooral een geestelijke taak voor een eengemaakt Duitsland weggelegd. In plaats van zich politiek te ontwikkelen, “moest Duitsland zich tot een “Kulturnation” ontwikkelen”. Op dat moment waren er zowat 3 Duitslanden: Pruisen, dat steeds aan belang leek te winnen, Oostenrijk, het oude Habsburgse Keizerrijk, en het Derde Duitsland, de Rijnbond, dat zich vrij sterk afhankelijk van Frankrijk opstelde.  Met de “Doppelschlacht”  van 1806 in Jena en Auerstadt werd Pruisen door Frankrijk op de knieën gedwongen. Frankrijk zou uiteindelijk voor de ‘knik’ in Duitsland zorgen: “zonder modernisering van het staatsapparaat en het openbreken van verstarde economische structuren kon Pruisen niet heropleven”, aldus de auteur. De Pruisische koning  Friedrich Wilhelm III zou op 16 maart 1813 de oorlog aan Frankrijk verklaren en een dag later erkende hij in de oproep “An mein Volk”  de vrijheidswil van zijn Duitse volk. Het Duitse politieke nationalisme was geboren.

Het ontstaan van een Duitse Bond leidde tot heel wat nationalistisch verzet, omdat het waarlijk om een wangedrocht ging. De Burschenschaften en andere academische kringen trokken de strijd op gang en de idee dat een sterke staat als Pruisen in het tot stand komen van een Duitse eenheidsstaat het voortouw moest nemen, groeide.  In die eenheidsstaat ging alle afzonderlijke Duitse staatjes op, met uitzondering van Oostenrijk.  Het Groot-Duits streven werd een Klein Duits streven.

Dirk Rochtus heeft het natuurlijk over de pogingen van de Duitse militaire bezetting tijdens de Eerste Wereldoorlog om door de befaamde “Flamenpolitik” van Vlaanderen een vazalstaat van Duitsland te maken. Bepaald minder gelukkig zijn we echter met zijn verwijzing naar de historicus Yamine, alsof  de wortels van de Flamenpolitik  tot in het pangermanisme van de 19de eeuw terug te voeren zijn, en – vooral – dat het oprichten van een vazalstaat ook nog eens de steun van deze eerste Vlaamse collaborateurs heeft weggedragen. Dat Duitsland in die dagen bepaald geopolitiek dacht en ook werkte, zal wel kloppen, maar ik wil er in dit verband toch wel eens op wijzen dat élke Europese natie  in die dagen geopolitiek dacht – en wel moést, want de opkomst van de thalassocratieën zorgde terecht voor veel internationale onrust.

Het Verdrag van Versailles zorgde voor de bijkomende kiemen voor een revanchistisch Duits nationalisme natuurlijk. Het Saarland kwam in Franse handen, en toen Duitsland de herstelbetalingen niet kon betalen, werd ook nog eens het Ruhrgebied bezet, het hart van de Duitse economie.  Terecht weet de auteur aan te geven dat de burgerlijk-nationalistische krachten in het Duits parlement van oordeel waren dat zij een figuur als Hitler naar hun pijpen konden laten dansen, wat een zeer zwaarwegende inschattingsfout bleek te zijn. Maar niet alleen de rechtsnationalisten droegen in deze een verantwoordelijkheid natuurlijk. Spijtig dus dat de verantwoordelijkheid van de sociaaldemocraten in dit boek niet ter sprake wordt gebracht, want ook langs die kant zitten heel wat ‘overlopers’. Ook de “Anschluss”  wordt door de auteur nogal politiek correct ingekleurd en dat is spijtig. Ik heb altijd gedacht dat in een volksraadpleging de meeste Oostenrijkers – ik druk mij voorzichtig uit – een aansluiting bij Duitsland wel zagen zitten.  In dit boek rukt Hitler Oostenrijk binnen, en dat is het dan.

Interessante hoofdstukken zijn in elk geval deze over West- en Oost-Duitsland en de jaren na de oorlog. West-Duitsland als de meest stabiele democratie in de wereld.  Maar hoe Sovjet-autoriteiten – van wie de voorkeur voor democratische staten en partijen overbekend was – erin zouden hebben toegestemd om ‘als eerste’ in hun zone democratische partijen te laten oprichten, is ons niet helemaal bekend. Tenzij het natuurlijk gaat om de zogenaamde “Blockparteien”, partijen die werden opgericht om de schijn hoog te houden dat men democratische partijen kon oprichten, maar die in feite gewoon onderafdelingen waren van de latere SED, de socialistische eenheidspartij. Maar het lijkt wel meer en meer vast te staan dat de Sovjet-Unie vrij vroeg in de jaren na de oorlog voorstander was van een eengemaakt, zij het politiek en militair neutraal Duitsland.  Wat de West-Duitse Konrad Adenauer – de man van de fameuze “Westbindung” – helemaal niet zag zitten.

 

Het wezenskenmerk van de Duitse staat is het federalisme, schrijft Dirk Rochtus,  en uit de geschiedenis die deze auteur op papier heeft gezet, leren we ook waarom. “De geschiedenis van Duitsland is er een van kleine staten”, die geleidelijk aan naar een vereniging streefden, met veel vallen en veel opstaan. Dankzij de solidariteit, georganiseerd via de “Finanzausgleich”  onder andere, worden deelstaten in de richting van het nationale gemiddelde getrokken wat sociale zekerheid, economische ontwikkeling en inkomen betreft. Niet zonder tandengeknars trouwens. Na de eenmaking van Oost en West bijvoorbeeld kwam er een heuse financiële transfer op gang, die tot op de dag van vandaag blijft voortduren. “Tussen de Duitse deelstaten wordt 6,9 miljard euro herverdeeld”, zo leren wij in dit boek. 

Een interessant boek? Heel zeker, en zeker een uitgave die verder discussie zal uitlokken. Bijvoorbeeld, waarom de auteur de DDR een “quasi-totalitaire samenleving” noemt, terwijl iedereen – met uitzondering van een bepaalde minderheid binnen uiterst links – het er vandaag over eens is dat het gewoon om een totalitaire samenleving ging. Alles werd gecontroleerd, van de wieg tot het graf, met het best uitgewerkte politie- en bewakingssysteem ter wereld.

Het laatste hoofdstuk hebben wij met bijzondere interesse gelezen: Domineert Duitsland Europa of domineert Europa Duitsland. Want telkens als Duitsland de nek uitsteekt, ontbrandt een discussie: wil Duitsland een Duits Europa, of juist niet. Er zijn genoeg voorbeelden in het verleden die hier op wijzen. Maar in het licht van de huidige financiële en economische crisis gaat het er vooral om wélk Europa Duitsland wil. Wil Duitsland verder met de euro, onveranderd en met een financiële transfer tot in het eeuwige der eeuwige? Wil Duitsland een politieke rol op zich nemen die evenredig is met de economische kracht van de midden-Europese kolos? Dit boek zouden we in de discussies die zich aandienen, nog wel enkele keren ter hand moeten nemen. Ondanks meningsverschillen dus toch wel een aanrader, dit boek.