1936. Rachel Baes, een 24-jarige beauté en schilderes, leeft in de beschermde wereld van de Brusselse beau monde. Autoritaire bewegingen als Rex en Verdinaso kleuren het politieke klimaat aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog.
Tijdens een bijeenkomst in haar appartement aan de Molièrelaan wordt Rachel Baes door haar echtgenoot voorgesteld aan Joris van Severen, de 42-jarige leider van het Verdinaso. Hiermee begint een vier jaar durende, passionele en soms stormachtige verhouding waaraan in 1940 een abrupt einde komt als Van Severen in het Franse Abbeville wordt doodgeschoten.
De dood van haar minnaar geeft een andere wending aan het leven van Baes. Tijdens en na de oorlog ontmoet ze in Brussel en Parijs schilders, schrijvers en intellectuelen onder wie Jean Cocteau, André Breton, Paul Eluard, René Magritte, Henri Michaux, E.L.T. Mesens, Michel de Ghelderode en de schrijversweduwen Consuelo de Saint-Exupéry en Renée Maeterlinck. Zij valt ook voor de stokoude Franse schrijver en conservatieve anarchist Paul Léauteaud. In het stille Brugge leidt ze de jaren zestig een teruggetrokken bestaan.