Half 2015 stond Europa, België inbegrepen, op stelten om Napoleons nederlaag in Waterloo te herdenken. Hoe kan je die gebeurtenis beter plaatsen dan in de nadagen van het herdenkingsjaar een schitterend boek te lezen over de Franse Revolutie. Zonder die vulkanische ommekeer was de Kleine Korporaal, die een groot veldheer en hervormer werd, een Corsicaanse nietsnut gebleven. “Een veiliger oord” van de Britse schrijfster Hilary Mantel verscheen eerst in drie losse delen – Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap – en is nu herdrukt in één geheel. Mantel is onnavolgbaar met haar historische romans. Haar bekendste en eveneens vertaalde boek, en haar internationale doorbraak, is “Wolf Hall” van 2009, het verhaal over de opkomst van Thomas Cromwell als rechterhand van Henry VIII.
Parijs
Toen Mantel jong en zoekend was als schrijfster, beet zij zich vast in de geschiedenis van de Franse Revolutie. Die volksbeweging meet zij aan de hand van de levens van drie jonge mensen die haar leeftijd van toen hadden, late twintigers. Binnen de muren van de bourgeoishuizen, waar de drie – Maximilien de Robespierre, Georges-Jacques Danton en Camille Desmoulins – opgroeiden, leefde een rationele, intellectuele gemeenschap. Buiten trokken beesten achter elkaar aan de ijzeren poorten voorbij.
Parijs stinkt in de jaren voor de revolutie van 1789-1799 naar rijkdom en corruptie; bedelaars zitten in de vuiligheid op straat; de beul voert publieke martelingen uit; gewelddadige afrekeningen en overvallen vinden op klaarlichte dag plaats. Brood is waar het allemaal om draait: hongeropstanden en hongercomplotten van speculanten en molenaars kleuren de prerevolutionaire tijd. Er vloeide bloed onder Robespierre, één van de drie personages van Mantel, maar misschien moest je voor een korst een beetje bloed vergieten, was de opinie van het straatvolk. Ver boven de dompelaars heersten koningen en gemalinnen gevleid door corrupte rechters en juristen.
Hilary Mantel ziet de lege staatskas, de hongersnood, de onvrede, de ratten, de schrepele lichamen. Haar drie jonge uitverkorenen nemen de voorgrond. De revolutie hangt aan een zijden draad en in 1792 is terreur dagelijkse kost. De onkreukbare Robespierre botst met de levensgenieter Danton. Desmoulins levert kritiek aan de zijlijn. Sterk aan Mantel is de voortreffelijke en inlevende wijze waarop zij het burgermilieu van de revolutieleiders beschrijft, de ziekelijkheid van de koninklijke entourage en de duivelse gruwelen in de Bastille: het symbool van het onderdrukkende staatsgezag.
Mantel begon in 1974 aan haar eerste roman, die hier besproken wordt, en nu in het Nederlands is heruitgegeven, in het kielzog van de Napoleongekte. Zij was 22 en besloot over de Franse Revolutie te schrijven, omdat zij het de verbluffendste en interessantste gebeurtenis vond in de hele wereldgeschiedenis. Men kan haar volgen met dat oordeel. De muren van Versailles ademen tot vandaag de verkillende hoogmoed van het ancien régime. Frankrijk zat in 1789 aan de grond, toch overheerste ook nadien de vraag: hoe hebben die volkse mannen en vrouwen, doodgewone mensen, het aangedurfd om te strijden tegen die macht, die volslagen zekerheid, die eeuwenoude stellige overtuiging van status.
Jong
De literaire truc van Mantel voor het dikke epos is om de anoniemen met haar drie raddraaiers een gezicht te geven. Danton, Desmoulins en Robespierre waren dertigers toen ze werden verteerd door de krachten die ze hadden ontketend. Antoine Saint-Just, eveneens een hoofdrolspeler, was 26 en heeft nooit een andere job gehad dan die van revolutionair. Boeiend bij Mantel, en dat toonde zij eveneens in “Wolf Hall”, is de verweving tussen politieke opstand en familie, achtergrond en beknottende maatschappelijke regels; ze blijkt dat meesterlijk aan te kunnen.
Als u een boek zoekt voor de stille dagen tussen Kerst en Nieuwjaar, proef dan Mantel en u verdwaalt niet in een poespas van datums en marionetten maar zal wandelen tussen de helden van 1789-1799, het gemene volk aan de Seine.