Generation Identity. A declaration of war against the ‘68ers

Auteur(s)
Willinger Markus
Uitgever
Arktos
ISBN
978 1 907166 41 9

Generation Identity. A declaration of war against the ‘68ers

“Omdat we oud genoeg zijn om de uitdagingen, waarvoor we staan, te kunnen aangaan, en omdat we een enorme verantwoordelijkheid dragen tegenover de geschiedenis, hebben we ervoor gekozen om weerstand te bieden”, aldus het “Manifeste des Jeunesses Identitaires” van september 2002. Intussen groeiden in zowat alle West- en Centraal-Europese staten kernen van identitaire jeugd, groeperingen van jongeren die een culturele, metapolitieke en politieke oorlog wenst te ontketenen tegen de mei 68’-ers.

Want de breuk die mei 1968 op cultureel vlak heeft ingeleid, is enorm. Men mikte eigenlijk op “ontwortelde massa’s individuen, mensen zonder geschiedenisbewustzijn en zonder identiteit. Zeer vlot aanspreekbaar voor handelaars, manipuleerbaar voor de media en zeer onderdanig tegenover de nieuwe linkse machthebbers. Men wou een puur hedonistisch, op voordeel gericht, individualistisch product”, aldus de scherpe inleiding van Philippe Vardon.

Enige provocatie is deze identitaire jeugd niet vreemd. Zo ziet ze de multiculturele invasie eerder als een opportuniteit dan als een bedreiging. Een opportuniteit,  omdat ze de mogelijkheid in zich draagt om de heropstanding van de verschillende Europese volkeren te verwerkelijken. “Het is in de confrontatie met de Perzen dat de Spartanen en de Atheners zichzelf ontdekten als Grieken”, zo lezen we in het voorwoord.  “Ze hebben ons onze vlaggen ontnomen, onze grenzen geschrapt, en zelfs de namen van de dingen. Daardoor is ons  thuisland niet langer het land van onze vaders en hun vaders (…) Daarom dragen we de vlag binnen in ons, en trekken we de grenzen in onze verbeelding: dit is onze identiteit”. 

Het is niet louter een ideologische strijd, want identiteit is ook een continuïteitsgarantie, een overlevingsstrijd. In het boekje dat voor ligt, “Generation Identity”, somt Markus Willinger de grote lijnen op, de frontlijnen als men wil, waar het deze nieuwe generatie ideeënstrijders om te doen is. Deze jongeren maken in elk geval de juiste analyse, dat mei 1968 een verloren oorlog was: links is niet geslaagd in de revolutie, maar is er wel in geslaagd via ondermijning en de lange mars door de instellingen de volledige maatschappij te herscheppen volgens haar idealen: een maatschappij zonder wortels, zonder verleden, primordiaal op het individu gericht en op consumptie, een liberale revolutie zeg maar. Een reusachtige homogeniseringstrend werd op de sporen gezet, met alle gevolgen van dien. Biodiversiteit ligt op ieders lippen, in elke radio-uitzending en in elk krantenartikel te lezen. Maar nog nooit stond de menselijke verscheidenheid zo onder druk.

In 41 hoofdstukken wordt de essentie van deze nieuwe revolte onder woorden gebracht. Niet altijd zoals wij het zouden verwoorden, ook nooit even diepgaand en onderbouwd, soms te emotioneel. Maar wel levensecht. Alle hoofdstukken onder uw aandacht brengen, is onbegonnen werk, maar enkele belangrijke uittreksels doen u misschien zelf eens naar dit boekje grijpen.

“Dankzij u konden wij opgroeien zonder sociale verplichtingen of waarden. Dankzij u gaan we verloren en eenzaam door het leven (…). We werpen ons in de wildste feestjes, en ontmoeten elkaar in donkere zaaltjes. We dansen een ganse nacht door, drinken zwaar en nemen drugs, of verbergen ons achter onze computers. Elke afleiding is goed om onze eenzaamheid te overstijgen, maar op het einde zijn we nog meer eenzaam”.  En: “de donkere medegezel van de eenzaamheid is de verveling”.

Over het familiale leven: “In eindeloze televisieseries laat je ons kennismaken met perfecte families. We zijn hongerig naar dergelijke beelden, omdat jullie in het werkelijke leven juist het tegenovergestelde laten zien van jullie beeldjes (…). Jullie waren een stel egoïsten, en jullie scheidden duizenden keren, zonder ook maar een moment stil te staan bij wat dat voor ons betekende”.

Over economie: “Niettegenstaande al jullie mislukkingen, zou men toch mogen hopen dat jullie tenminste de economie onder controle hadden (…). Maar de schulden blijven natuurlijk maar groeien, en jullie doen niets, het lijkt jullie zelfs niet te kunnen deren. Natuurlijk klagen jullie deze toestand aan, maar jullie vochten niet om het te stoppen. Natuurlijk met reden. Jullie beschouwen het niet als jullie probleem,  maar jullie weten heel goed dat ooit iemand hiervoor zal moeten betalen. Wij zullen dus moeten betalen.”

Over de multiculturele maatschappij: “Decennia geleden staken jullie de toorts van het multiculturalisme aan en wilden dit tegen elke kost ook bij ons implementeren. Maar wat betekende multicultureel voor jullie? Kebabs en pizza eten bij de Turk en de Italiaan. Voor de rest hadden jullie weinig of niets te maken met de multiculturele maatschappij. In jullie perceptie is multiculticulturalisme een ding dat goed werkt. Maar voor jullie kinderen ligt de toestand wel iets anders:  wij zitten in klassen met 80% vreemde kinderen. Turken met messen, Afrikanen die drugs dealen, gefanatiseerde moslims (…) Wij haten jullie dromen over de multiculturele maatschappij, want ze kloppen niet (…) En houdt ermee op te vertellen dat vreemdelingen net zijn als wij, wij zien elke dag dat ook dit beeld niet klopt”.

Tot slot, over diversiteit: “Veel kleurtjes, zo heterogeen mogelijk: jullie proberen julliezelf te verkopen als de grote voorstanders van de diversiteit. Jullie tolereren elke perversie en denken dat door zo te handelen, jullie de diversiteit een grote dienst bewijzen. Jullie zijn ook hier verkeerd (…) Grote schaal-diversiteit heeft nood aan kleine schaal-homogeniteit. Jullie kunnen dat niet verdragen. Jullie zien één multiculturele metropolis, en jullie willen dat alle steden multiculturele metropolissen worden. Jullie hebben het over diversiteit, maar jullie willen eigenlijk overal hetzelfde”.

De auteur, Markus Willinger, werd geboren in 1992,  groeide op in het Oostenrijkse Schärding-am- Inn. Hij studeert nu geschiedenis en politieke wetenschappen aan de universiteit van Stuttgart. Er is dus nog hoop.