Hoewel Jean Gustave Schoup (1893-1944) vermeld staat in de beide edities van de “Encyclopedie van de Vlaamse Beweging” – beide lemma’s geschreven door Gaston Durnez – wist ik hem nauwelijks thuis te brengen. Ik zal wel niet de enige zijn. Nu is er echter het boek van Cees van Hoore, die het levensverhaal van Schoup op boeiende wijze heeft geschreven. Met veel geduld, contacten en opzoekingswerk is hij in zijn opzet geslaagd. De meeste bekendheid verwierf Schoup met zijn goed onthaalde deserteursroman “In Vlaanderen heb ik gedood!”, dat in 1932 verscheen en tweemaal herdrukt werd. In feite is het autobiografisch verhaal, waarin Schoup zijn lotgevallen tijdens de Eerste Wereldoorlog vertelt. In september 1914 raakte Schoup als militair gewond en hij besloot tijdens het beleg van Antwerpen te deserteren. Tot grote ontsteltenis van zijn ouders vluchtte hij samen met hen naar Nederland. Soldaat Schoup werd geïnterneerd, maar hij muisde er vanonder.
De roman is een ode aan het pacifisme en een aanklacht tegen het militarisme. Critici vergelijken het boek met werk van Henri Barbusse en Louis Ferdinand Céline. Schoups debuut werd door onder meer Marnix Gijsen met lof onthaald. Hem werd een veelbelovende literaire loopbaan in het vooruitzicht gesteld. Nadien publiceerde hij nog een paar goed ontvangen romans. Waarom geniet Schoup dan zo weinig bekendheid? Alles heeft te maken met zijn weinig voorbeeldige loopbaan.
Geliquideerd
Al in november 1915 liep Schoup zijn eerste gevangenisstraf op, wegens diefstal. Geenszins leidde hij een rustig leventje. Hij was kantoorbediende, leraar (zonder diploma), zelfbenoemd bankier (zonder kapitaal), accountant (zonder getuigschrift), journalist, schrijver, hoofdredacteur van “De Nederlander” (met contacten in het activistische wereldje in ballingschap) en hij werkte een tijdje bij een circus. Hij veroorzaakte evenveel schandalen als dat hij beroepen uitoefende. Hij was een oplichter, zwendelaar, vervalser, opschepper, fraudeur en bedrieger, die met andermans geld een frivool leven leidde. Met zijn charme, belezenheid en spraakvaardigheid wist hij mensen voor zich te winnen. Zij vertrouwden hem hun geld toe, en zagen het nooit terug. Schoup kocht voor hen huizen, maar het bleken naderhand afgeschreven krotten te zijn. Hun geld was weg. Jarenlang werd hij zowel door het Nederlandse als het Belgische burgerlijke en militaire gerecht gezocht, wegens desertie. Telkens weer wist hij te ontsnappen of met een lichte straf weg te komen.
In 1933 publiceerde hij een boekje onder de broeierige titel “De geldbronnen van het Nationaal-Socialisme: drie gesprekken met Hitler”. Dat werkje werd een internationaal schandaal. Het hoofdthema was dat leidende Amerikaanse bankiers, onder hen Joodse, Hitler met 32 miljoen dollar hadden gesteund en hem zo aan de macht hadden gebracht. De auteur Sidney Warburg (verwijzend naar de oude bankiersfamilie) bestond niet eens. Als vertaler stond Schoups naam op de kaft, maar hij was in waarheid de auteur. Het slachtoffer was zijn uitgever. Die diende de restoplage van het boekje te vernietigen.
Tijdens de bezetting zette hij zijn gesjoemel verder. Uitputtend vertelt Van Hoore Schoups oorlogsverhaal. Hij kocht en verkocht huizen van Joden. Schoup pochte over zijn relaties met de Duitsers en hij zocht contact met het verzet. Hij verzekerde verzetskringen dat hij door zijn connecties gevangen verzetsstrijders kon vrijkopen. Daarvoor had hij geld nodig, veel geld. Schoup kreeg aanzienlijke sommen toevertrouwd maar stak die doodleuk in eigen zak. De gevangen verzetsstrijders kwamen echter niet vrij. Sommigen werden gefusilleerd. Het verzet was razend. Op 6 juni 1944 werd Schoup door verzetslui ontvoerd en geliquideerd. Pas enkele weken later vond men zijn lijk. De politie vertelde zijn echtgenote dat de Gestapo hem vermoord had.
Jammer dat dit degelijke boek geen register bevat. Cees van Hoore verdient voor zijn gepresteerde arbeid echter alle lof.