De grootste veldtocht van de moderne tijden staat nog altijd op naam van de Duitsers. We doelen op Unternehmen Barbarossa. Op 22 juni 1941 trok een tot dan ongekende troepenmacht Sovjet-Rusland binnen: 3,6 miljoen soldaten, 750.000 paarden, 3.600 tanks (Panzers), 3.400 vliegtuigen, 7.184 kanonnen en 600.000 voertuigen allerhande.
Tijdens de erop volgende grote grensveldslagen werd een groot deel van het Rode Leger verslagen. Miljoenen Sovjetsoldaten werden gevangengenomen en tienduizenden tanks en vliegtuigen werden vernield. De buit die de Wehrmacht maakte, was reusachtig. Niets leek de Wehrmacht te kunnen tegenhouden. De Sovjet-Unie lag in november 1941 op apegapen. Toch ging het voor de Duitsers fout. Op een tiental kilometers van Moskou konden ze niet verder.
In zijn onderhoudend nieuw boek onderzoekt uitgever-auteur Perry Pierik het waarom hiervan. Wat ging er voor de Duitsers fout? We zullen niet alles vermelden en beperken ons tot enkele opvallende mankementen aan Duitse zijde. De Wehrmacht was op en top getraind voor de Blitzkrieg. Alle gevoerde veldtochten hadden tot dan niet langer dan zes weken geduurd. Hierdoor verkeerde de generale staf in een euforie; niets of niemand leek hem te kunnen tegenhouden. Meende men. Het Rode Leger werd zwaar onderschat.
Tanks
De Duitsers wisten bijvoorbeeld niet dat de Russen over zware tanks beschikten, die ze toen zelf niet hadden. Daarnaast was er de logistiek die in het honderd liep. Tot Minsk kon de Duitse logistiek het werk zonder problemen aan, maar eenmaal voorbij Smolensk liep de logistiek zowat in het honderd, door te weinig vrachtwagens en geen chauffeurs om ze te besturen. Duizenden vrachtwagens vielen door allerlei defecten uit. Met paard en kar ging alles veel trager. De bevoorrading van de voorste linies was chaotisch te noemen. Van treinen kon voorlopig geen gebruik gemaakt worden omdat de Russen het breedspoor gebruikten. Voor een lange uitputtingsslag waren de Duitsers allerminst uitgerust; noch op industrieel vlak, noch op militair vlak.
Daarbij kwam nog dat de talrijke infanteriedivisies over schier geen zware artillerie beschikten. Van de 1.800 stukken geschut die nodig waren, waren er amper 600 geleverd. Er werd verzuimd Leningrad in te nemen wanneer dat nog kon; Hitler beval dat de stad belegerd en uitgehongerd diende te worden. De talrijke belegeringsdivisies waren niet beschikbaar toen vanaf oktober 1941 het offensief tegen Moskou begon. Tot slot had de chef van de generale staf, generaal Halder, het in zijn euforie niet nodig geacht om tijdig winterkledij te bestellen. Al te zeer wordt dit verzuim ten onrechte in de schoenen van Hitler geschoven. In feite was het Duitse leger slachtoffer geworden van zijn eigen successen.
De auteur gaat nader in of Barbarossa al dan niet een preventieve oorlog was. Stalin had immers het grootste deel van zijn troepen dicht bij de grenzen van Duitsland gegroepeerd en vliegvelden laten aanleggen. Het leek erop dat Stalin ieder moment zelf tegen West-Europa ten strijde wilde trekken. Hoe dan ook, preventieve aanval of niet, Hitler en zijn generaals waren erop gebrand de Sovjet-Unie binnen te vallen, luidt de conclusie van Pierik. In elk geval vormt zijn boek verrijkende lectuur.