“De Joden zijn ongedierte, uitschot dat vernietigd moet worden om de mensheid te redden.” De naam Houston Stewart Chamberlain (1855-1927) is verbonden met deze stelling en hij leeft verder als rassenideoloog en pionier van de Duitse vernietigingskampen. Pieter Jan Verstraete houdt van stoute boeken, boeken over figuren die ingesleten geraken in het geheugen van vele mensen en door dat proces van eerste indrukken, die steeds herhaald worden, vaak afwijken van de werkelijkheid en de eerlijkheid.
Typisch voor Verstraete is zijn jongste geschrift over Houston Stewart Chamberlain, een primeur in het Nederlands over een merkwaardige Duitse Brit die huwde met Eva, dochter van Richard Wagner, na een lang huwelijk met Anna Horst, uit het joodse milieu van Breslau. HSC werd een sieraad van de Bayreuther Kreis, de groupies van de componist. Je kan bravere mensen metselen op de sokkel van een levensschets.
De Vlaamse historicus minimaliseert geenszins de rol van Chamerlain als wegbereider van het nationaalsocialisme en het “wetenschappelijke” antisemitisme, echter, hij bant de overdrijvingen uit en zeker de rechtstreekse relatie tussen het bekendste werk van Chamberlain “Die Grundlagen des neunzehnten Jahrhunderts”, uit 1899, en de gaskamers. Leopold von Schroeder, de eerste biograaf van Chamberlain, pleitte bij het Nobelprijscomité voor een Nobelprijs voor HSC! Het boek was prompt een kaskraker in en buiten Duitsland. Uit het hoofdwerk van HSC viste Alfred Rosenberg, de ideoloog van de nazi’s, de duivelse contouren van zijn “Der Mythus des 20. Jahrhundert” uit 1930. Dat boek draaide het antisemitisme naar de vernietigingswaanzin.
Worteldruk
Houston Stewart Chamberlain was een van jongs af aan ziekelijke Brit van de hogere kringen – uit een familie van marineofficieren – die dweepte met het Duits en Duitsland en zei “Met plezier offerde ik mijn linkerarm op indien ik als Duitser zou geboren geweest zijn.” HSC had de gave van de talen en sprak vlot Engels, Frans, Duits, Servo-Kroatisch en onder meer Nederlands. Chamberlain stond in het begin open voor moderne ideeën en was jarenlang liberaal ingesteld, in tegenstelling tot zijn latere nationalistisch-völkische geloof. De natuurwetenschappen lokten hem en hij werkte na een baccalaureaat in de natuurwetenschappen aan een doctoraat over de worteldruk (de omhoogstijgende wortelsappen) van planten. In een huurwoning bij Genève plaatste hij grote tafels waarop honderd diverse planten voor zijn onderzoek stonden.
Richard Wagner was een idool van Chamberlain, en, wat regelmatig terugkeert, de weg naar zijn god van Bayreuth was geplaveid door twee joodse wagnerianen. Wagner werd de zon van zijn leven, getuigde HSC en zijn vrouw Anna noemde hem Wotan en hij haar Walala, namen uit de Nibelungenring. Jaren later droeg HSC zijn chef d’oeuvre (Die Grundlagen…) op aan zijn vereerde professor botanica en vriend, Julius Wiesner, van joodse komaf. Zijn eerste literaire opdracht, een boek over Richard Wagner, kreeg HSC van de joodse uitgever Hugo Bruckmann. Bayreuth was een wieg van Duits nationalisme, Heimat-cultuur en antisemitisme en tussen HSC en Cosima Wagner ontstond een drukke pennenvriendschap, uitgegeven in 700 bladzijden. Het antisemitisme van Richard Wagner is bekend en wortelde in zijn progressieve beginperiode. Antisemitisme is historisch geen eigendom van rechts, want evenzeer van links (de Joden als plutocraten).
“Rasse ist alles”
De hoofdstelling van “Die Grundlagen…” is dat er geen mensheid bestaat maar wel “rassen” van diverse herkomst. “Rasse ist alles; es gibt keine andere Wahrheit”, citeert Verstraete. De meest edele eigenschappen bezitten de Ariërs, en het belangrijkste punt van HSC was dat de Germanen, de Ariërs (hij noemt hen soms Indo-Europeanen) een uitverkoren ras zijn. De komst van de Germanen was het beste wat Europa was overkomen. In contrast met de verheven Germanen, waarbij HSC de Slavische volkeren rekende, een visie die de nazi’s verwierpen, stonden de Semieten (Joden) met hun schadelijke en te mijden eigenschappen. Bijwijlen vormden de Joden een ernstige bedreiging voor de Germaanse wereld. Sedert het overlijden van Goethe in 1832 was het joodse tijdvak aangebroken en Chamberlain luidde alarm. HSC was geen cultuurpessimist noch een volgeling van de Franse graaf Arthur de Gobineau, een hevige antisemiet. Chamberlains begrip van ras was niet in de eerste plaats biologisch van aard, zoals bij Gobineau, Paul de Lagarde, Georges Vacher de Lapouge en hun volgelingen Hitler, Rosenberg en Himmler. Chamberlain was vooral een intellectuele antisemiet, doordrenkt van psychische, culturele en religieus-mystieke begrippen, wat hij cultiveerde door zijn wagneriaanse roes. De Nederlandse Duitslandhistoricus Frits Boterman wordt aangehaald: “Het ging Chamberlain niet om een fysiek-antropologische indeling van rassen op grond van fysieke eigenschappen, maar om morele eigenschappen, om Pruisisch-protestantse deugden als trouw en plichtsbewustzijn.” Adolf Hitler was verliefd op HSC, bezocht hem nederig en ontroerd, en de nazi’s pakten groots uit rond zijn stoffelijke resten in 1927. Weinigen bevroedden tot wat de minipartij van toen zou leiden, zeker HSC niet. Voor vulgariteit had hij een aversie.
Pieter Jan Verstraete heeft een eerlijk en boeiend boek geschreven over een man en zijn tijdperk dat tot vandaag Europa kneedt.