Hugo Claus: de jonge jaren

Auteur(s)
Wildemeersch Georges
Uitgever
Polis
ISBN
978 94 6310 011 3

Hugo Claus: de jonge jaren

Als hoogleraar Nederlandse literatuur stichtte Georges Wildemeersch in 1996 het Studie- en Documentatiecentrum Hugo Claus aan de universiteit Antwerpen. Op die wijze konden hij, zijn assistenten en studenten een schat aan informatie verzamelen. Aan de hand van al deze documentatie publiceerde Wildemeersch thans zijn biografie over de jonge jaren van Hugo Claus (1929-2008), grosso modo de periode 1942 tot 1952.

De auteur eindigt zijn boek met de publicatie van Claus’ debuutroman, “De metsiers”, waarvoor hij al meteen in 1950 de Leo J. Krynprijs kreeg, en de publicatie van zijn tweede roman, “De hondsdagen”, waarmee hij zijn jeugdjaren afsloot.

Uitvoerig handelt Wildemeersch over de oorlogsjaren van de tiener Claus toen hij leerling aan het koninklijk atheneum van Kortrijk was. Hugo, al op vrij jonge leeftijd vrij zelfverzekerd, was niet alleen lid van het NSJV maar ook een overtuigd nationaalsocialist, evenals zijn vader, die blokleider van het VNV was. Aan het Kortrijkse atheneum vond de Nieuwe Orde meerdere aanhangers onder de Vlaams-nationale leerkrachten (zoals leraar Albert de Jonghe en prefect Nestor van der Biest) en de leerlingen. Een andere opinie werd er niet geduld. Over Hugo Claus werd een strafdossier (lid van het NSJV) aangelegd, maar dat werd op 17 juni 1946 zonder gevolg geklasseerd.

Opvallend is dat de jonge Claus in de jaren 1945-1948/1949 zijn Vlaams-nationale gezindheid trouw bleef, en bijvoorbeeld meewerkte aan flamingante bladen als “Ons Verbond”, ‘Branding’ en ‘Arsenaal’. Als dichter van een soort modernistische poëzie debuteerde hij in dat laatste blad. Tijdens de oorlogsjaren zijn geen gedichten van zijn hand bekend. Contacten onderhield hij met Herman Todts, Frans van Mechelen, Anatool Ghekiere, Remi Boeckaert… Slechts geleidelijk aan evolueerde Claus via het surrealisme naar de linkse kerk.

Suiker

Met zijn ouders lag hij na de oorlog bijna voortdurend overhoop. Meer dan eens verliet hij het ouderlijke dak en leefde dan in erbarmelijke toestanden. Een dieptepunt was zijn werk als seizoenarbeider op de bietenakkers in Noord-Frankrijk. Een periode die hij afsloot met de belofte aan zichzelf om nooit meer handenarbeid te verrichten. Later publiceerde hij hierover zijn novelle ‘Suiker’.

Als leidraad voor zijn deelbiografie verwijst Wildemeersch voortdurend naar “Het verdriet van België”, dat volstaat met biografische weetjes en verwijzingen. De biograaf verrichtte zijn werk op een oerdegelijke wijze en groef diep in de teksten van Claus. Het boek laat zich aangenaam lezen. Daarnaast bulkt zijn boek van anekdotes en kanttekeningen. Fictie en werkelijkheid zijn bij Claus wel vaker twee aparte werelden, zij het af en toe nauw met elkaar verbonden. De spanning tussen droom en daad vormt een centraal thema in zijn oeuvre. Na lectuur van het boekwerk van Georges Wildemeersch kan ik niet zeggen dat Claus overkomt als een sympathiek jongmens. De auteur verwoordt het zo: “Claus zelf vond een relatie ook niet vanzelfsprekend. Hij verkoos het alleen-zijn vaak boven gezelschap en het samenzijn vergde meer dan eens een hele aanpassingstijd. Hij gedroeg zich dikwijls afstandelijk en gedesinteresseerd en wekte de indruk hard, koud en onverschillig te zijn” (blz. 316).

Over de uitgave van het boek zelf kunnen we enkel maar de loftrompet steken. Een juweel!