De Belgische Grondwet bepaalt hoeveel macht de koning der Belgen heeft en die is relatief beperkt. Toch beweren velen dat die macht in werkelijkheid groter is dan constitutioneel is vastgelegd. De sleutelfiguur in dat verhaal is ongetwijfeld Jacques van Ypersele de Strihou, de man die al achttien jaar kabinetschef van de koning is, eerst van Boudewijn I, nu van Albert II. Hij fungeert vaak als het kanaal om zaken vanuit het Hof te regelen of te sturen. Van Ypersele de Strihou ontving tientallen ministers en alvast drie premiers in zijn bureau. Niets wijst erop dat zijn invloed onder het paarsgroene bewind is verminderd. Straks wordt die nauwste medewerker van de Belgische vorst 65, het ogenblik om de rol van deze ongrijpbare man onder de loep te nemen. Sommigen prijzen zijn intellect en dienstvaardigheid aan het land en de koning, anderen wantrouwen hem omdat hij wel degelijk met een zeer eigen agenda zou werken. 'In een andere tijd was hij vast een groot en sterk kardinaal geweest', meent een ex-vice-premier in zijn gesprek met de beide auteurs. Gui Polspoel en Pol Van Den Driessche zijn doorgewinterde Wetstraat-journalisten. Voor Koning en onderkoning voerden ze tientallen gesprekken met politici, zakenlui, edellieden en intimi van Van Yp. Zij schilderen een opmerkelijk portret, niet enkel van de "onderkoning" maar tegelijk ook van de vijfde en zesde koning der Belgen.