In juni 1784 schreef Napoleon Buonaparte (toen nog met u, later werd die letter geschrapt, om “Franser” te klinken) de eerste van 33.000 brieven, die overbleven, aan zijn stiefoom. Hij argumenteert dat zijn broer Joseph geen soldaat zou mogen worden, want “de grote Bestuurder van het menselijke lot, heeft niet aan hem, zoals wel aan mij, een uitgesproken liefde geschonken voor het militaire leven…
Joseph mist de moed om de gevaren van militaire acties te trotseren, zijn gezondheid is zwak en hij bekijkt het leger als een garnizoensklusje.” De man die de vererende aanduiding Grote bij zijn voornaam kreeg, had zelfkennis en werd de perfecte generaal en legeraanvoerder, tot de veldslag te veel, in het drassige Waterloo, hem naar vijf jaar ballingschap dreef op Sint-Helena, tot vandaag een godvergeten vulkaanstomp en militaire basis in het zuiden van de Atlantische Oceaan, en zijn dood.
Grote Roberts
In België zijn wij de voorbije weken bedacht met tromgeroffel, toespraken, koningen en generaals, kromtrekkend onder het gewicht van eretekens, bij de herdenking van de Slag bij Waterloo (18 juni 1815). Wie wil weten wie de krachtpatser van die slag was, ondanks zijn nederlaag, kan Johan op de Beeck (Napoleon, 2012, WPG), Bart van Loo (Napoleon, 2014, De Bezige Bij) en Joost Welten (Antihelden, 2015, Davidsfonds) kopen. Wie dieper wil graven dan deze fijne auteurs moet het werk van de Brit Andrew Roberts – historicus, journalist en commentator – aanschaffen. Van zijn vakbroeders ontvangt die eveneens de kwalificatie Grote bij zijn naam. Roberts (52) schreef knap en deskundig over Churchill, Hitler, Roosevelt, de Tweede Wereldoorlog, en de Engelssprekende volkeren. Altijd duikt een vernieuwend inzicht, een resem nieuwe feiten of een tegendraadse toon op. Een eurokritische vloek van de stoute geschiedkundige is de roman The Aachen Memorandum (1995), waarin de leidraad is: een vervalsing door de eurocraten van verkiezingen voor de Europese Unie. Een aanrader, ook vandaag, over de verwrongen zin voor democratie van euro-Brussel.
Napoleon dus. Zijn leven en zijn resultaten vormen een labyrint. De biograaf die schrijft in 2014, wat Roberts deed, na zeven jaar bronnenstudie en bezoeken aan alle slagvelden van de kleine Corsicaan, heeft een ongelooflijk voordeel op de voorgangers. Sedert 2004 heeft de Fondation Napoléon in Parijs zijn 33.000 resterende brieven bestudeerd, eventueel vervolledigd (“foute” passages werden vaak in het hiep hiep hoera over le petit caporal weggemoffeld) en uitgegeven. Was Napoleon een vernietiger of een architect? Wie zweert bij de nationalistische, romantische versie van de Boerenkrijg in Vlaanderen (één van de zovele opstanden op het Europese platteland, aangewakkerd door de katholieke clerus die de juridische, democratische, organisatorische en kosmopolitische revolutie van de hyperactieve Napoleon bestreed) zal hem zien als het eerste: een beeldenstormer tegen een traditionele, trage en onderdanige samenleving. De échte Napoleon is de bouwmeester van hoe wij vandaag leven. Andrew Roberts gooit tussendoor een “what if”-theorietje op: wat als Napoleon in Waterloo zou gewonnen hebben en hij zijn overheersing van Europa had kunnen consolideren, zou dat continent dan niet vreedzamer geëvolueerd zijn, en bijvoorbeeld geen wereldoorlogen en een Hitler hebben gekend? Tja. Dat is meer dan zotternij, zo’n hersenspinsel.
Militair genie
Napoleon was geniaal. Hij kwam aan de macht in Frankrijk zes jaar nadat hij in dat land arriveerde als een berooide politieke vluchteling. Zijn allesoverheersende kenmerk was zijn militaire vernuft, aldus de onderbouwde hoofdstelling van Roberts, veel meer dan zijn oorsprong als Corsicaan, zijn wortels bij de kleine adel, zijn belangstelling voor de Verlichting, zijn passie voor Julius Cesar en Alexander de Grote. Napoleon werd de Grote door zijn militaire scholing in Brienne. De militaire ethos, de “esprit de corps”, de camaraderie tussen de inspirerende leider en het vechtende voetvolk, doordrong zijn levensvisie en handelen. Het leger leerde hem het belang kennen van inlichtingen en spionage, van hiërarchie gebaseerd op talent, van wet en orde en van ontzag voor mentale kracht en fysieke moed. Napoleon haatte de advocaten, politici en bureaucraten zonder edelmoedigheid of gemeenschapszin. Technisch was hij van de noblesse, maar de Franse Revolutie vond in hem een toegewijde verdediger van de gelijkheid voor de wet, rationeel bestuur, meritocratie en een krachtig nationalisme. Deze beginselen inspireerden zijn stijl van leiding van het Franse leger. Met zeer veel succes. Wat de Corsicaan niet begreep, en dikwijls was het zijn militaire drama (onder meer bij zijn tocht naar Egypte), was het belang van een vloot. Op zee waren de Britten, eilandbewoners, hem de baas. Samenvattend: Napoleon scheurt de deterministische geschiedenisvisie aan flarden. Eén man, één visie kan historisch zo bepalend en zo dwingend zijn dat alle verzinsels à la Marx en andere utopisten over de gebiedende paden van de toekomst waterdamp worden.
O ja, Andrew Roberts heeft het eveneens uitgebreid over zijn grote liefde, de West-Indische creoolse schoonheid Joséphine de Beauharnais (die hem gretig bedroog), en kort over de achttien minnaressen die Napoleon ’s nachts warm hielden. Van zijn “droit de seigneur” maakte hij gebruik. Alleen een kniesoor kan foei zeggen.