Honderd jaar geleden woedde de Groote Oorlog volop. Aan het IJzerfront werd nog een tweede conflict uitgevochten, namelijk dat tussen de Vlaamsgezinde manschappen en hun Franstalige militaire meerderen. Ondanks de al bestaande wetten ten voordele van de Nederlandstaligen werden die wetten schier elke dag op brutale wijze verkracht. Zelfs over de gesneuvelden werd geredetwist. Vlaamse gesneuvelden werden begraven onder een Franstalig Belgisch houten kruis. Of zoals een Vlaamse aalmoezenier het beeldend verwoordde: “Moest ik met een Frans uithangbord bij Sint-Pieter aankomen dan vloog ik zeker als verrader van mijn volk aan de deur…”
Joe English
Het was een goed idee van Uitgeverij Vrijdag (of van Karl Drabbe, die de afdeling non-fictie leidt) een boek te laten maken over Heldenhulde, de Vlaamse gravendienst aan het IJzerfront. Op de voorkaft van het boek staat weliswaar ADVN-medewerker Frank Seberechts als samensteller van het boek vermeld, maar het meest interessante deel, en in feite het leeuwendeel, van het netjes uitgegeven boek, is van de hand van Jan Huijbrechts. Niet alleen schreef hij al heel wat over de Vlaamse Beweging, maar op zijn naam staat al een reeks militair-historische studies.
Voor de Eerste Wereldoorlog werden soldaten zonder al te veel plichtplegingen in massagraven begraven. Tijdens de oorlog van ’14-’18 kwam daar verandering in. Door de veelheid aan slachtoffers en de lange duur van de oorlog werd van de begrafenissen meer ‘werk’ gemaakt. Nochtans bleven er grote verschillen bestaan tussen de teraardebestellingen van gewone soldaten en officieren. Voor de Vlamingen, vooral de studenten dan, was het uitsluitend in het Frans markeren van de graven van gesneuvelde Belgische militairen een flagrante schending van de wet op het gebruik van de landstalen in het leger van 1913. Het was een brug te ver. De Vlaamsgezinden ergerden er zich terecht blauw aan. Hiertegen werd actie ondernomen.
De Limburgse frontaalmoezenier Paul Vandermeulen was de eerste die de kat de bel aanbond. Tegen dit “schreeuwend onrecht”, zoals hij het noemde, diende een eigen Vlaamse actie ten voordele van de Vlaamse gesneuvelden ondernomen te worden. Zo ontstond Heldenhulde. De talentvolle organisator dr. Jozef Verduyn bundelde de diverse krachten en zorgde voor een duurzame dodenherdenking. Officieel werd op 15 augustus 1916 de Stichting Heldenhulde opgericht. Documenten uit die tijd bleven echter niet bewaard. Naast Verduyn moeten we hier de namen van Frans van den Heuvel, Hilaire Gravez, Filip de Pillecyn, Cyriel Verschaeve en Jan Guldentops vermelden. De grafzerk die door Joe Englisch op zijn kamer in het college van Veurne voor studentenleider Firmin Deprez ontworpen werd, werd als model voor Heldenhulde gebruikt. Het Keltisch kruis met als opschrift AVV-VVK met daarboven de opwiekende zeemeeuw van Albrecht Rodenbach behoort nog steeds tot de rijke Vlaamse symbolenwereld. In april 1917 werden de eerste heldenhuldezerkjes geplaatst.
Oeren
Het wel en wee van Heldenhulde wordt door auteur Huijbrechts met veel verve uit de doeken gedaan. Parallel hieraan schetst de auteur ook de evolutie van de officiële militaire gravendienst, Dienst der Militaire Grafsteden. Het hoeft wel niet geschreven dat die Belgische organisatie en de Vlaamse Heldenhulde regelmatig met elkaar in de clinch lagen. Het moet voor de militaire begrafenisonderneming niet bepaald leuk geweest zijn dat de ‘Vlaamse’ duurzame stenen grafzerken meer gewild waren dat hun eigen houten kruisjes. Gaandeweg werden er meer en meer AVV-VVK grafzerken op de begraafplaatsen geplaatst.
In de loop van de zomer van 1917 werd de repressie tegen Vlaamse verenigingen aan en achter het front meer en meer voelbaar. Onder meer de geestelijke raadsman Verschaeve werd met overplaatsing bedreigd. Op 17 juni 1918 werd zelfs dr. Verduyn naar een militair hospitaal in het zuiden van Frankrijk overgeplaatst. Een dieptepunt kende Heldenhulde in februari 1918, toen op de begraafplaats van Oeren (bij Alveringem) een reeks Vlaamse zerkjes beklad werd. Het AVV-VVK werd systematisch dichtgecementeerd. Frustrerend voor de mannen van de Frontbeweging was dat de Belgische overheid niets deed om de daders te ontmaskeren. Eenieder wist dat de daders Belgische geniesoldaten waren die in opdracht handelden.
Het boek eindigt met het verhaal van de eerste IJzerbedevaarten. Het IJzerbedevaartcomité was de feitelijke erfgenaam van Heldenhulde en kweet zich heel verdienstelijk van zijn taak. De grafschendingen van Oeren werden naadloos geïntegreerd in het verhaal over het grote onrecht dat Vlaanderen aangedaan werd. De herstelbedevaart (Oeren 1918-1923) van augustus 1923 leidde niet alleen tot een publieke doorbraak, zij betekende tevens een aansluiting met het politieke Vlaams nationalisme. We vermelden hier vooral de naam van Jeroom Leuridan.
Thans resteren 137 heldenhuldezerken uit de Eerste Wereldoorlog, waarvan 52 op Belgische militaire begraafplaatsen. Thans staan ze nog steeds symbool voor ons Vlaams erfgoed, of voor “rust heerlike held onsterfelik in uw steen”, zoals Victor Brunclair dichtte. Enkele biografische nota’s (‘casestudies’ zoals dat tegenwoordig heet) sluiten het boek af. Het boek bevat tientallen illustraties, eindnoten, bibliografie en een personenregister. Kortom, een boek voor kennisvergaring.