In oorlogstijd. Deel I, 1914, uit het dagboek van Stijn Streuvels

Auteur(s)
De Smedt Marcel
Uitgever
Lannoo
ISBN
978 94 014 3321 1

In oorlogstijd. Deel I, 1914, uit het dagboek van Stijn Streuvels

Stijn Streuvels had geen snor maar een knevel. Geen automobiel maar een fiets. Hij rookte geen sigaretten maar sigaren. Streuvels leefde als een schrijvende herenboer en overleefde de twee wereldoorlogen (eigenlijk Europese burgeroorlogen) van de vorige eeuw. Koning Boudewijn kwam bij hem op bezoek (en niet omgekeerd!), en indien hij in het Noors of in het Zweeds en niet in zijn West-Vlaams idioom had geschreven, was hij zeker een Nobelprijswinnaar. In 1914 hield hij een dagboek over alles wat hij hoorde, zag en zèlf beleefde in dat eerste oorlogsjaar. Zijn Nederlandse uitgever L.J. Veen liet het uitgeven, en nu, na een eeuw, gaf uitgeverij Lannoo het opnieuw uit onder de titel In oorlogstijd.

Streuvels wordt bijna niet meer gelezen. Noch door jongeren, noch door ouderen.

Vermoedelijk alleen nog door professoren, en hier en daar een verlate fanatieke fan of beroepslezer. Toen ik mijn kortingskaart inleverde in een bekende boekhandel in Brussel op het Muntplein, was er nog een hele stapel van deze boeken voorradig. Dat was op 12 december, de laatste dag van deze goedkope verkoop. Marcel de Smedt, de voorzitter van het Stijn Streuvelsgenootschap (na Piet Thomas, thans erevoorzitter), schreef een goede inleiding die bovendien geïllustreerd werd met scherpe en unieke zwart-witfoto’s met onder de foto telkens de nodige uitleg. Ik geef een voorbeeld: “Duitse soldaten met pinhelm voor het station van Anzegem. De fonkelende Pickelhaube zal pas midden 1916 geleidelijk aan door de Stahlhelm vervangen worden.” Bij het zien van de foto van Alida Staelens, Streuvels’ echtgenote, met de twee oudste kinderen, ziet men aan de kledij (de foto dateert van 1911) dat Streuvels geen hongerkunstenaar was en in zijn tijd toch nog vele lezers kende, ook buiten West-Vlaanderen. Zijn beroemdste (tweemaal verfilmd, één keer door de Duitsers en één keer door de Vlamingen) boek, De Vlaschaard, verscheen al in 1907 bij zijn Nederlandse uitgever L.J. Veen, die tijdens de Eerste Wereldoorlog al zorgde voor zijn vrouw en zijn kinderen in Amsterdam. Ook de foto ‘Stijn Streuvels met een lange witte overjas aan in zijn Lijsternest’ (nu een provinciaal museum in Ingooigem, in het zuidoosten van West-Vlaanderen) blijft een uniek portret en tijdsdocument van deze knoestige en noeste Vlaamse reus die trouwens ook een zeer goede fotograaf was. Het boek Stijn Streuvels fotograaf van Jan Coppens, Karel van Deuren en Piet Thomas, uitgegeven door het Gemeentekrediet in 1994, bevat zelfs twee foto’s die mij dwongen om er telkens een gedicht bij te schrijven. Het betreft hier de foto’s ‘Een boerenkeuken of Streuvels vrijt’ en ‘Een jongen met een stier’ die door Streuvels genomen werden met een Leica, die hij zich in 1932 had aangeschaft. Toen in 2002 het achtste jaarboek over de persoon en het werk van Stijn Streuvels verscheen, werd zelfs mijn essay ‘Op de meersvlakte’ gepubliceerd en werd ik voorgoed een fan van deze schrijver. Ook de insinuaties of verdachtmakingen van zijn biograaf Hedwig Speliers, dat Stijn Streuvels tijdens de Tweede Wereldoorlog een Duitsgezinde collaborateur zou zijn geweest, werden reeds meermalen ontkracht en missen elke grond of feitelijk bewijsstuk. Daarvoor was hij te sluw en ook veel te nuchter, want Streuvels was zeker geen romantische dromer of dweper. Zijn beschrijvingen van het harde noodlot en zijn krachtige natuurbeschrijvingen hadden wel iets Germaans, en zijn lectuur van Scandinavische schrijvers (bijvoorbeeld Knut Hamsun), maar ook van de Grote Russen (zoals Tolstoj) en andere tijdgenoten hadden hem zeker beïnvloed, maar Streuvels blijft de hele eerste helft van de vorige eeuw onze grote weerbarstige Streuvels.      

Twintigste jaarboek

In mei van dit jaar verscheen ook al het twintigste jaarboek Gedurig op de uitkijk. Stijn Sreuvels en de Groote Oorlog (Tielt: Lannoo, 2015) met o.m. bijdragen van Luk Lazeure en Patrick Lateur, en waarvan de titel goed past bij dit kleurrijke oorlogsdagboek dat laat zien dat Streuvels onder alle omstandigheden een zeer nuchtere man bleef met een open oog en een snelle scherpe pen en stem. Hij liet zich door niets of niemand zomaar beïnvloeden. Hij sprong graag op zijn fiets om van zodra hij kanongebulder hoorde ter hoogte van Doornik met zijn eigen ogen zoveel mogelijk de gebeurtenissen te volgen en te observeren en zèlf mee te maken. Het lezen van dit dagboek biedt geen historisch inzicht, wel een zeer menselijk beeld van de mens Frank Lateur en de schrijver Stijn Streuvels. Zo noteert hij op 1 oktober 1914: “Heel den nacht en den dag door vervaarlijke kanonslagen. Nu blijkt het toch dat het op de forten van Antwerpen gericht is. Gewichtige gebeurtenissen zijn ophanden. Twee vliegtuigen heel hoog, ronken in de lucht. Onderstaand berichtje stemt mij tot nadenken: DE ZEPPELINS EN HUNNE BOMMEN”, en dan citeert Streuvels een krantenartikel uit het dagblad De Landwacht, maar meestal steunt Streuvels slechts op wat hij zelf heeft gezien. Zowel in Amsterdam, Vlissingen, Brugge, Brussel, Kortrijk en Doornik. Want Streuvels reisde graag met de trein of op de tram, of gewoon te voet of met zijn fiets, om voor ons, zijn gretige en dankbare lezers, alles dag per dag, te noteren zonder schoonschrijverij en dus zonder verzinsels of verfraaiingen. Recht voor de raap. En wel zo dat vele toenmalige lezers destijds geschokt werden door zijn meningen, zijn commentaren en zijn onverbloemde waarheden.