Tijdens de Tweede Wereldoorlog verkondigde de collaboratie, op basis van de nationaal-socialistische ideologie, de boodschap dat de oorlog het resultaat was van een samenzwering tussen joden en vrijmetselaars. Er werd gesproken over het ‘judeo-maçonniek’ complot. Een geheime joodse ‘wereldregering’ zou alle politieke en economische beslissingen van de ‘zogenaamd’ democratische landen controleren. Dit ‘internationale jodendom’ had overal ter wereld haar bondgenoten. In de Sovjetunie waren dat de communisten, in de westerse landen de vrijmetselaars.
Waar en hoe is het geloof in deze vermeende samenzwering ontstaan? Hoe vulde extreem-rechts dit begrip in België in? Welke concrete acties werden er tegen de loges ondernomen en welke rol speelde de Antimaçonnieke Liga hierin? Onder meer aan de hand van archieffondsen van het ‘Grootoosten van België’ wordt een beeld opgehangen van de antimaçonnieke acties, zoals het plunderen van tempels, de organisatie van een grote antimaçonnieke tentoonstelling en het vermoorden van vooraanstaande vrijmetselaars.
Dit boek brengt het verhaal van een minder bekend en tragisch hoofdstuk uit de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog.