Het oorlogsdagboek van onderwijzer Jozef Simons, zorgvuldig uitgegeven en geannoteerd door zijn zoon Ludo, is iets speciaals, om niet te zeggen uniek.
Voor het losbarsten van de Eerste Wereldoorlog was de uit de Kempen afkomstige onderwijzer Jozef Simons al huisleraar bij de grafelijke familie Joseph de Brouchoven de Bergeyck. Het echtpaar had tien kinderen. Ze bewoonden het kasteel De Lovie in Proven bij Poperinge, in de Westhoek. Eenmaal het IJzerfront in de herfst van 1914 gestabiliseerd was, bleek De Lovie nog het enige kasteel te zijn waar de oorspronkelijke bewoners niet gevlucht waren. Het was er een komen en gaan van geallieerde en Belgische generaals en edellieden. Ook koning Albert I en zijn gemalin kwamen er geregeld over de vloer.
Ondanks het feit dat Jozef Simons zich als oorlogsvrijwilliger opgegeven had, werd hij telkens weer met een kluitje in het riet gezonden. Men gaf hiervoor allerlei redenen op. Zijn gezondheid was niet in orde. Zijn ogen waren niet geschikt om bij de artillerie te dienen… Hij raakte maar niet ingelijfd bij het leger, noch als tolk bij het Britse leger, noch als gewoon soldaat bij het Belgische. Wat hij niet wist, was dat graaf de Brouchoven al zijn connecties – en hij had er heel wat – aansprak om Jozef als leraar voor zijn kinderen te behouden. Wel werd hij regelmatig als tolk Frans-Engels ingeschakeld. Uiteraard was de omgangstaal op het kasteel Frans. Over het wel en wee in het kasteel en in de omgeving hield hij een dagboek bij. Het zijn vaak losse korte notities en zinnen die hij haastig in zijn agenda of een schriftje neerschreef. Bijvoorbeeld: “23 april 1915: drie Araben langsheen de haag van De Lovie. Eerst een grijs, dat twee witte paardjes. Prachtig! Gansch den namiddag voeren camions versterking Franschen toe.” En: “6 augustus 1915: Te Yper in de danskoten herbegonnen ze te dansen en te springen binst het bombardement terwijl de doodgeslagenen nog op den vloer lagen (…) Een officier kwam een katholiek priester vragen waar en nog gezonde meisjes waren voor zijn mannen!”
Mobilisatiebevel
Het duurde tot begin oktober 1916 eer vrijwilliger Jozef Simons effectief een mobilisatiebevel ontving. Hij kreeg zijn opleiding tot artillerist in een militair kamp in Normandië. Amper een jaar eerder werd hij voor datzelfde wapen afgekeurd omwille van zijn ogen… Op 18 april 1917 vertrok hij naar het front, maar in september kwam er al een voorlopig einde aan zijn frontinzet, en kreeg hij een mutatie naar het tolkenkorps bij het Britse leger. Ditmaal had de gravin ervoor gezorgd dat haar huisleraar van het front weggetrokken werd. Samen musiceerden ze en voerden ze gesprekken over literatuur en kunst. Jozef zorgde immers voor de nodige intellectuele compensatie. Aan haar weinig spraakzame echtgenoot had de gravin immers niet veel.
Begin 1918 is het mooie liedje definitief uit. Soldaat Simons moet naar het front. In zijn oorlogsdagboeken is de ommezwaai duidelijk leesbaar. Niet alleen de dagelijkse soldatensleur – “19 mei 1917: te Woesten stonden we daar met 5 wagens, dus 20 paarden, 10 conducteurs en 40 kanonniers, om 20 boomkens te laden” – komt aan bod, ook is er veel meer plaats voor boeken, toneel en het Vlaamse frontleven. Hoewel hij in de Frontbeweging geen eersterangsrol speelde, schreef hij in opdracht van ‘ruwaard’ Adiel Debeuckelaere het ‘Frontlied’, en was hij betrokken bij een aantal culturele activiteiten. Hierdoor kwam hij in contact met onder meer Maria Belpaire, Cyriel Verschaeve, Filip de Pillecyn en Dirk Vansina. Na de oorlog had Simons nog contact met gravin de Brouchoven de Bergeyck die onder meer steun verleende aan de Joe English-herdenking van 1920 en aan de eerste IJzerbedevaarten. In 1927 publiceerde Simons onder zijn pseudoniem Ivo Draulans Eer Vlaanderen vergaat, een geromanceerde autobiografie van zijn frontleven. Hiervoor putte hij volop uit zijn dagboeken die thans, netjes verzorgd, in boekvorm verschenen zijn. De dagboeken tonen overduidelijk aan welke immense kloof er tijdens de oorlog heerste tussen het kasteelleven, nauwelijks een twintigtal kilometer achter de frontlijn, en het bittere leven in de loopgraven aan het front.
Met bibliografie en register.