Vlaamse pulp als delicatesse

Auteur(s)
Rijpens John
Uitgever
De Vries-Brouwers
ISBN
978 90 5927 517 1

Vlaamse pulp als delicatesse

De ouderen onder ons herinneren zich zeker de Vlaamse Filmpjes uit de jeugd- en kinderjaren. Nog altijd verschijnen in de uitgeverij en drukkerij van de abdij van Averbode deze korte verhalen. John Rijpens (°Rumst, 1936) is een echte kenner van al wat riekt naar pulp. In zijn inleiding bij zijn indringend en uitgebreid boek Vlaamse Pulp als delicatesse bewijst hij dat hij goed weet waar de grenzen liggen van de ‘versmade’ pulpliteratuur.

In deze inleiding stelt hij een paar pertinente vragen en beseft ook hij dat de grenzen en de definities van dit genre dat geschreven werd door veelschrijvers en broodschrijvers slechts moeilijk te bepalen zijn. Hij verwijst naar de beroemde Franse negentiende-eeuwse schrijvers Honoré de Balzac en Alexandre Dumas (vader en zoon!) en merkt terecht op: “Allemaal voor het volk geschreven, dat niet genoeg kon krijgen van Dumas’ viriele helden met hun adembenemende exploten en nobele gevoelens, die zegevierend tegen de valsheid en de intriges streden.” En onze Rijpens voegt er terecht aan toe dat deze boeken nog steeds worden uitgegeven.

Zelfs de filosoof Julien Vandiest

John Rijpens heeft als een echte archiefrat diep gegraven in bestofte archieven, heeft in zolderkamers gezocht en is afgedaald tot in de kelders van de Literatuur met een grote L, om alle informatie op te graven van wat maar riekt naar spannende avonturen, maar ook naar pornografie, oorlogsliteratuur (van voormalige zwarten), wielrennen en andere door een groot publiek gesmaakte genres, zoals heiligenlevens, westerns, onze Kongo, onschuld en porno, gedurfde sciencefiction en ten slotte zelfs ‘de gulle Vlaamse lach’. Groot was mijn geamuseerde verbazing toen ik op pagina 199 kon lezen dat ook de naam van Julien Vandiest, de minzame auteur van aforismen en andere wijsheden, serieuze topschaker en filosoof die eertijds in Antwerpse literaire kringen enige bekendheid genoot, ook in dit boek van Rijpens voorkomt. Ik citeer even onze Vlaamse pulpkenner en de grondige samensteller van dit lijvige boek: ‘voor porno was een belangrijke leverancier de filosoof Julien Vandiest die onder de pseudoniemen Jan de Neucker (het tweedelige Dagboek van een spuiter, 1969-1970) en Jean Gymnosperme (Les mémoires d’un sans-souci, 1971) schreef en die ook als Jef van Beneden, Pierre Lemaître, Piet de Heerscher, Piet de Looze en Wim Lagerkwast bekend geraakte.’

Vandiest was uiteraard niet de enige Vlaamse auteur die zich waagde op het gevaarlijke maar meestal wel lucratieve domein van de Lagere Literatuur. Ook Walter Soethoudt, die soms niet alleen de onvermijdelijke uitgever was maar ook de schrijver van spannende erotische verhalen, is zeer vertrouwd met de Angelsaksische namen van al deze pulp. Ook Danny de Laet is een notoire kenner van het genre en van de bijna wereldberoemde Gentenaar Raymond de Kremer (alias John Flanders, alias Jean Ray). Er was destijds ook nog de Vlaamse auteur Valère Depauw die zich op dit domein waagde onder diverse schuilnamen zoals Jean Montreal en Claudine Lagarde (een mens kan ze zo mooi niet bedenken), wellicht om den brode na zijn perikelen met de Staatsveiligheid of tijdens de donkere repressiejaren. De Vlaams-nationalist Depauw is trouwens de auteur van bijzondere boeken als ‘De dood met de kogel’ (een roman over het leven van Leo Vindevogel) en ‘Op weg naar Montségur’ (over de zwaar vervolgde christelijke ketters, beter bekend als de Katharen of de Albignezen). Ook een zeer curieuze figuur als Frank van Dijck was onder diverse schuilnamen of welluidende pseudoniemen actief.

En Vlaamse schrijvers als Jet Jorssen, Ward Hermans, Louis-Paul Boon en Gaston Durnez werden weer opgediept. Niemand werd vergeten. Zelfs Bruno de Winter (1910-1955), de oprichter en hoofdredacteur van het bekende satirische weekblad ’t Pallieterke werd niet vergeten of verzwegen (bladzijde 14).

Het hele boek biedt een onuitputtelijke bron van kennis en wetenswaardigheden, want in het vijfde en laatste hoofdstuk ‘Pulpuitgeverijen en pulpseries in Vlaanderen’ geeft de onvermoeibare samensteller alle gegevens en pikante details, tot zelfs de al of niet nog bestaande adressen van deze gespecialiseerde uitgeverijen en drukkerijen. Op pagina 254 schrijft hij bijvoorbeeld: ‘Uitgeverij De Goede Pers’ (Averbode), lange tijd in handen van paters norbertijnen met een “eucharistische boodschap” kan men de koploper noemen van de Vlaamse serie-uitgaven, al was het maar dat hun bekende Vlaamse Filmpjes, gestart op 2 februari 1930, vandaag, in 2013, drieëntachtig jaar later, nog steeds bestaan.’

Tot slot: een Vlaamse versie van een Alexandre Dumas of van de Luikenaar Georges Simenon zal men hier nog niet vinden, en ook een collega als de Nederlander Tomas Ross met zijn spannende en goedgeschreven misdaadromans zal men in dit boek niet vinden, maar het is goed dat dit boek een panoramisch overzicht en inzicht geeft van alle Vlaamse pogingen op het domein van de pulp.